Fiscaalvriendelijke vergoeding voor overdracht van auteursrechten (Deel I)

Deel I: Algemene beschouwingen

Voor de overdracht van auteursrechten bestaat een zeer gunstige fiscale behandeling. Inderdaad, tot een bruto inkomen van € 59 970 (aanslagjaar 2019) wordt slechts 15 % belasting geheven op de vergoeding voor de overdracht van auteursrechten. Daarbij kan nog eens gebruik gemaakt worden van een forfaitaire kostenaftrek die oploopt tot 50 % van de inkomsten.

Voor wie?

De regeling is van toepassing op inkomsten uit de cessie of de concessie van auteursrechten of naburige rechten. De regeling slaat met andere woorden niet op inkomsten ontvangen voor de creatie van het werk zelf maar wel op de inkomsten ontvangen uit de exploitatie van de vermogensrechten verbonden aan het auteursrechtelijk beschermd werk.

Om onder deze regeling te kunnen vallen dient dus in eerste instantie nagegaan te worden of de inkomsten inderdaad betrekking hebben op de overdracht van auteursrechten, naburige rechten of wettelijke licenties.

Auteursrechten zijn rechten die verbonden zijn aan de exploitatie van een auteursrechtelijk beschermd werk. Dit kunnen letterkundige werken, maar evengoed kunstwerken zijn. De werken dienen meer bepaald het gevolg te zijn van de intellectuele of artistieke inspanning van zijn maker, voldoende origineel te zijn, de persoonlijke stempel van de auteur te dragen en in een concrete vorm gegoten te zijn. Onder letterkundige werken wordt niet alleen literatuur verstaan, maar ook bijvoorbeeld wetenschappelijke werken, voordrachten, foto’s, bouwplannen, brochures en zelfs computerprogramma’s (software en databanken).

Naburige rechten betreffen vergoedingen betaald aan kunstenaars, muzikanten of acteurs die een door een ander gecreëerd auteursrechtelijk beschermd werk “uitvoeren”.

De forfaitaire belastingregeling is uitsluitend van toepassing op natuurlijke personen, meer bepaald kunnen zowel werknemers, bedrijfsleiders als eenmanszaken zich laten vergoeden voor de overdracht van auteursrechten aan hun werkgever, vennootschap of opdrachtgever.

Onderscheid met beroepsinkomsten

De kwalificatie van de vergoeding ontvangen voor de cessie of de concessie van auteursrechten of naburige rechten als roerend inkomen is absoluut voor de eerste schijf van € 59 970 (aanslagjaar 2019).

Het deel van het inkomen dat voormelde grens van € 59 970 overschrijdt, kan als beroepsinkomen worden beschouwd voor zover de auteursrechten kaderen in het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid. Met andere woorden boven de grens van € 59 970 blijven de bedoelde inkomsten in principe roerende inkomsten (weliswaar onderworpen aan 30 % roerende voorheffing i.p.v. 15 %) behoudens indien deze inkomsten hun oversprong vinden in een beroepsactiviteit. In dat geval wordt het gedeelte boven € 59 970 als beroepsinkomen aangemerkt en is dat gedeelte belastbaar in de personenbelasting tegen de marginale aanslagvoet.

Volgens de circulaire van 4 september 2014 wordt de kwalificatie van het inkomen (roerend inkomen versus beroepsinkomen) bepaald in functie van de juridische en feitelijke gegevens (bijvoorbeeld: de bepalingen van de overeenkomst, het statuut van de “auteur”, in voorkomend geval de facturen, …) eigen aan elk geval. 

Als er effectief sprake is van auteursrechten, naburige rechten of wettelijke licenties, is het echter niet mogelijk om al het inkomen onder de voordelige forfaitaire regeling te belasten (zelf indien dit inkomen lager is dan voormelde grens van € 59 970). Er moet namelijk, zoals hiervoor reeds aangehaald, een onderscheid worden gemaakt tussen inkomsten verkregen voor de creatie of uitvoering van het werk zelf en de inkomsten verkregen uit de vermogensrechten verbonden aan het auteursrechtelijk beschermd werk. Het eerste inkomen kwalificeert fiscaal meestal als een beroepsinkomen en het tweede als een auteursrecht.

Het is van groot belang dat dit onderscheid duidelijk kan worden aangetoond, bijvoorbeeld door middel van een geschreven overeenkomst, zo niet gaat de fiscus er vanuit dat de overdracht van auteursrechten “kosteloos” gebeurt. De overeenkomst dient nauwkeurig aan te geven op welke werken de overdracht van toepassing is – niet alle creaties zijn immers auteursrechtelijk beschermd. Ook dient de vergoeding vermeld te worden, of ten minste de wijze waarop de vergoeding in de toekomst zal worden berekend.

De circulaire van 4 september 2014 stelt dat er op het fiscale vlak geen enkele tabel of referentieforfait voor het opsplitsen van de inkomsten bestaat en dat de eventuele uitsplitsing tussen roerende inkomsten en beroepsinkomsten a priori op basis van “de bepalingen van de overeenkomst, die de wil van de partijen weergeven”, zal worden uitgevoerd. De contractuele bepalingen van de overeenkomst moeten dus worden onderzocht om de draagwijdte van de overeenkomst en de modaliteiten die betrekking hebben op de vergoeding van de prestaties volgens hun aard vast te stellen. De Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (DVB) heeft in het kader van haar beslissingen wel standpunten ingenomen aangaande het gedeelte van het inkomen dat belastbaar is als auteursrecht.

Wat indien de inkomsten door een vennootschap zijn verkregen?

Om in aanmerking te komen voor de forfaitaire belastingregeling dient, zoals hiervoor aangegeven, de overdracht aan een natuurlijk persoon te gebeuren. Wanneer de inkomsten door een vennootschap zijn verkregen, vallen ze onder de vennootschapsbelasting en zijn ze aan dat tarief belastbaar. Toch kunnen auteurs, die via een eigen vennootschap werken, in sommige gevallen ook van deze regeling genieten. Ongeacht het feit dat zij de vermogensrechten uit hun creaties hebben toegekend aan hun vennootschap en hun vennootschap deze rechten kan exploiteren, blijven zij als natuurlijk persoon immers de morele rechten behouden, en kan de vennootschap hen hiervoor een vergoeding (auteursrechten) toekennen. De vennootschap zal in deze situatie een uitbetaling van vergoeding van rechten doen aan de natuurlijk persoon. De natuurlijk persoon moet een overeenkomst hebben met zijn vennootschap waarin voorzien wordt dat de vennootschap de auteursrechten zal beheren.

Doen of niet?

Gezien de populariteit van de belastingregeling op auteursrechten zullen in de toekomst mogelijks gerichte fiscale controles plaatsvinden die niet alleen focussen op de formele aspecten maar vooral op de inhoud van de verrichting. Het gecreëerde werk dient immers te kwalificeren als een “auteursrechtelijk beschermd werk”. De bepalingen hieromtrent, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in Boek XI. van het Wetboek van Economisch Recht, zijn per definitie niet exact afgelijnd. Het is bovendien nog niet duidelijk welke criteria de controlediensten zullen meekrijgen. Momenteel kunnen alleen rulings enige duiding geven. Recent was de DVB bijvoorbeeld van oordeel dat, in een bepaalde casus, personen (deels) belast met het geven van interne en externe opleidingen, het opmaken van berekenmodules en het schrijven van adviezen geen beroep konden doen op het fiscaal (gunst)regime van de auteursrechten, aangezien er onvoldoende sprake was van een “persoonlijke creatie”. Voorzichtigheid is bijgevolg geboden bij de toepassing van de regeling.